Nederlandse Dichterij

Jav   Mon Jun 19, 2006 9:08 pm GMT
Tijd voor iets nieuws!

Den Haag, stad boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt.

Maar in de binnenstad staan ze te kijk,
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden in ene teug.

Den Haag, je tikt er tegen en het zingt
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.



Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!"

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoord' hij: "Geen dreiging was ‘t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan."


Tjielp tjielp - tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp - tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp

Tjielp


Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Een binnenplaats, meesmuilt ge, sintels, schillen,
en schimmel die een blinde muur aanrandt,
er is geen boom, alleen een grauwe wand.
Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen,
ik heb een ceder in mijn tuin geplant
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.

Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
niet te benaderen voor noodlots grillen,
geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant

Bestaat nog god, kleine sarcofaag
van het geloof, even leeg
als de dorische tempels van Paestum:
hun zuilen een schuilplaats voor andere vogels
dan goden - als ik naar hem vraag?

Kleine mummie van steen
zonder hart, tabernakel,
zonder plaats voor een wijkaars, bescherm je
met jouw lichaam ons landschap
als bodem voor hemel? ik vraag maar.

Stille klankkast voor buiten, voor grutto's
in juni, het loeiende melkvee bij 't hek -
zo gesloten, een avond, ik zit in het gras
tussen jouw zerken, zo ben je het mooist:
dicht, van het uitblijvend antwoord de schrijn.
Vreemdeling   Tue Jun 20, 2006 6:13 pm GMT
Na die verschrikkelijke pijn,
heb ik mijn hart op slot gedaan.
Ik zou nooit meer iemands “meisje” zijn,
voor mij zou de ware nooit meer bestaan.
Maar wat heb jij met mij gedaan?
Toen je naar me keek die morgen,
voelde ik ineens dat verliefde meisje weer opstaan.
Ik had haar toch goed verborgen?
Toch heb jij haar bevrijd, met die ene zoen.
Dit gevoel is sterker dan alle angst en pijn.
Ik kan en wil er niks tegen doen.
Het voelt zo fijn, nu weer hopeloos verliefd te zijn!